Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] LXXVI. Naar de Sterren. En, hand in hand, door blauwe hemelvelden, Zag ik ons samen naar de sterren stijgen, Terwijl in 't woud, verdiept in heilig zwijgen, De hooge boomen plechtig samenhelden. 'k Voelde al wat van omlaag is, ván mij zijgen; Wat van omhoog is, deed zijn rechten gelden. En, licht door lucht en licht gedragen, snelden Wij saam naar 't heil, dat de uitverkoornen krijgen. 'k Zie nog dien hemel, blauw en diep, vol blanke En gouden sterren en, zeer hoog, ons beiden: Een schoon visioen, waarvoor ik Gode danke! En sedert dool ik door verlaten heiden, In storm en regen, als een geesteskranke. Wat God vereend heeft, zal de mensch niet scheiden. Vorige Volgende