Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] LXII. Gastvrijheid. Toen stond ik, als een vreemdlinge, aan de poort Van uw paleis; en wit van zengend zand Was mijn gewaad. Gij naamt mij bij de hand En hiet mij welkom aan uw haard, 'k Moest voort. Gij boodt mij brood en zout, wijn van uw land, Een nieuw gewaad, een luistrend oor. Bekoord Door mijn verhaal, vol aandacht aangehoord: - ‘Blijf!’ sprak uw gastvrij hart; en 'k voelde een band, Onzichtbaar, die mijn ziel aan de uwe bond. - ‘Ik mag niet blijven,’ sprak mijn trotsche mond, ‘Lang is mijn weg nog door de zandwoestijn.’ En door uwe oogen zag uw ziel mij aan, Met stil verwijt en liet mij zwijgend gaan. - 'k Weet nú, dat ik altijd alleen zal zijn. Vorige Volgende