Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] LIX. Klein. Klein is de dauwdrup, in de roos gevangen; Klein is de vlinder met zijn fraaie kleuren; Klein is 't viooltje en 't spreidt toch zoete geuren; Niet groot, de roos, doch rood als kinderwangen. Wie zal zijn lof der ster niet waardig keuren, Al lijkt zij klein, aan 't blauw gewelf gehangen? Weerklinkt het woud van nachtegalenzangen, Klein is de vogel, doch wie zal 't betreuren? Roem' vrij wien 't lust den pracht der zonnebloemen, Doch laat mij zacht de fijner schoonheid roemen Van leliekelken, frisch door dauw bepereld. Klein is het lied, dat liefst mijn hart wil zingen, Doch in mijn klinkdicht ligt een gansche wereld Van lieve, trouwe, droeve erinneringen. Vorige Volgende