Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] LVIII. Berouw. Toen trof me in 't hart een scherpe schicht; ik vlood In 't wilde woud, als een gewonde ree. En 'k wendde me om, in 't groen der looverzee. - ‘'k Wil weten wie mij kwetste: Liefde of Dood.’ En 'k hoorde een hoonlach en ik lachte mee, Al kleurde 't bloed, dat uit mijn boezem vloot, Den koelen beek, waardoor ik waadde, rood; En toen dof snikken.... Volgden ze alle twee? Toen kwam tot mij, in 't zwart, een bleeke vrouw, Met weenende oogen en loshangend haar En handenwringend sprak ze: - ‘Ik volg u trouw.’ - ‘O gij die deernis met mij voelt, vanwaar Kwam deze pijl?’ vroeg ik. Zij sprak: - ‘Voorwaar! Van Dood noch Liefde, doch van mij, Berouw.’ Vorige Volgende