Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] LI. De Brug. Ik zocht een bloem, die op de bergen wast. En aan mijn voeten grijnsde een afgrond, diep Als wanhoop na een misdaad, en ik riep: - ‘Wie redt mij?’ 'k Voelde een hand, die greep ik vast. En over 't zwarte water, dat daar sliep, Wees mij die hand, als brug, een dennemast. Ik vroeg: - ‘Hoe draagt die boom ons beider last?’ Hij sprak: - ‘God leeft, die ons voor 't leven schiep.’ Ik zag mijn gids in de oogen; al mijn angst Verkeerde in zwijgend, liefdevol geloof. De boomstam kraakte.... ik kon niet meer terug. Toen daalde een dichte nevel - dat was 't bangst! - Doch, hand in hand, ging 't voorwaarts, blind en doof; Daar landden we aan..... en toen eerst brak de brug. Vorige Volgende