Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] L. Dwaallicht. Geen glimworm glom in 't schrale, vale gras. De grond, waarop ik trad, was week en zoog Mijn schreden gretig in; een nachtuil vloog Verschrikt op; 'k was verstrikt in 't struikgewas. En om mij heen sliep duisternis. Mijn oog Ontwaarde een licht; dat volgde ik, doch het was Een dwaallicht en ik zonk in 't zwart moeras. Daar greep me een reddende arm vast en onttoog Mijn leven aan den hongerigen muil Van de onderaardsche macht, die, stil en sluw, Mij bij de voeten sleurde naar omlaag. Hij sprak: - ‘Vertrouw geen dwaallicht! neem in ruil Mijn liefde als leidstar, tot de zonne daag!’ Mijn lieve redder, sedert volg ik u. Vorige Volgende