Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] XLIX. Zwerftocht. Ik daalde, in 't donker, woeste heuvels af. Flauw brak de maan de wilde wolken door. Een vrouw in 't zwart, gesluierd, ging mij voor En ik volgde elken wenk, dien zij mij gaf. De koele nachtwind suisde mij in 't oor: - ‘Wie volgt gij dus, ver van der vaadren graf, Als Ruth, Naomi?’ - ‘Vreezen dunkt mij laf! 't Is of 'k die stem voor de eerste maal niet hoor.’ Toen wendde zich tot mij de vrouw in 't zwart En wees me een plek, waarop de voetstap gleed, En sprak: - en 't was of zij mijn blik vermeed - - ‘Zie! hier ben ik gevallen!’ En vol smart Herkende ik haar en voelde wat zij leed. En 'k volgde stil wie zwijgend vóór mij schreed. Vorige Volgende