Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] XLII. Judas-kus. Hij nam den beker en Hij brak het brood. Hij sprak het woord, dat onvergeetbaar klonk Door de eeuwen heen. En onheilspellend blonk Op Judas' rosse lokken 't avondrood. En elkeen at van 't brood en elkeen dronk Den purpren wijn, dien hem Zijn liefde bood. Doch 't brood was Judas bitter als de dood, In elken wijndrup gloeide een helsche vonk. Kalm stond de god in 't flikkrend fakkellicht, Toen hij den valschen kus voelde - en terstond Viel droef zijn blik op Judas' aangezicht. - Ik spijsde en laafde u met mijn liefde en toch Verraadt gij mij! o snoode, roode mond, Uw Judas-kus brandt op mijn lippen nog! Vorige Volgende