Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] XXXVII. Wiegelied. Zacht luidt de eenvoudige, oude melodie, Waarmeê de moeder 't lijdend kindje sust, Bij elke stroof, zijn melkwit koontje kust, Hem zoetjes wiegend, dat de pijn ontvliê. Lief zucht dat lied van liefdeleed en -lust Door 't stil vertrek; geen, die daar luistre of spiê Naar 't blanke groepje, dan de vader, die Zich opricht van de sponde waar hij rust. Zoo zing ook ik mijn leed in slaap, heel zacht. - ‘Slaap, zoete kindje! woel en ween zoo niet!’ En zeer eentonig klinkt mijn wiegelied. En niemand luistert, in den duistren nacht, Naar de oude wijs vol teedren weemoed, dan Mijn arm ziek kindje, dat niet slapen kan. Vorige Volgende