Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] XXXVI. Illusie. Gelijk een arm artist met schilderwerk De kaalheid van zijn kamertje verbloemt: - Hier bloeit een droomvol landschap; - ginder doemt Een grijze toren op in 't zachtblauw zwerk; - Een jonkvrouw rechts, die hij ‘zijn liefde’ noemt - En links een doodenakker, zerk aan zerk; Zoodat de wanden wijken en geen kerk Of oud paleis op zulk een rijkdom roemt; - Zoo tooi ook ik mijn leven en verbreed Mijn eng bestaan met zelfgeschapen schoon, Zoodat ik, starende op mijn werk, vergeet Dat al die beelden, die 'k mijzelf vertoon: Natuur en liefde en godsdienst, maar in schijn Den grens doen wijken van mijn kleine zijn. Vorige Volgende