Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] XXXI. Besneeuwde Velden. Laat wijd en zijd uw zuivre gaven stuiven, O stille sneeuw! en dek de grijze paden, Waar we eens kniediep in wilde bloemen waadden, Met zachte vlokken, blank als dons van duiven. Weef bosch en akker witfluweelen waden, Laat hermelijn de heuvels overhuiven. De woudwind zingt uw lof, de boomen wuiven U welkom toe, u zegenen de zaden. Laat weer het woud zijn groenen mantel wappren, Laat weer het graan zijn gouden lokken golven, Uw winterweldaad zal geen mensch herdenken. Zoo sterven, roemloos strijdend, vele dappren, In de aard, die zij verdedigden, bedolven. Doch, zonder hen, zou de aarde ons bloemen schenken? Vorige Volgende