Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] XXX. Wintermorgen. De wintermorgen vult mijn kleine cel Met kille, grauwe scheemring en ik denk Aan 't leven dat ik leven moet, geschenk Van 'k weet niet welke macht uit welke hel. De Muze wenkte - en volgde ik niet haar wenk? Speelde ik, als andren, met mijn lied een spel Van ijdle klanken? Waande ik niet soms wel De bron te vinden waar 'k mijn ziel in drenk'? 'k Zie nu mijn werk gelijk 't in waarheid is En 'k vraag mij af: - ‘Welk pad heb ik begaan, Welk woord gesproken, welke daad gedaan? Zaaide ik iets meer dan zaad van droefenis? Rijpt ooit tot vrucht de bloesem van mijn lied?’ - O ziel, mijn ziel, verzink in wanhoop niet! Vorige Volgende