Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] XXIII. Een Droom van Bloemen. Een droom van bloemen wil ik u verhalen, Dien 'k heb gedroomd, den eersten nacht van 't jaar. Door veld en woud was ik aan 't eenzaam dwalen; Daar werd mijn blik een blonden knaap gewaar, Zoo engelschoon als Raphaël kon malen: Een roosgelaat, omkransd met krullend haar. - ‘Hier zal uw hand,’ sprak hij, ‘geen meidoorn falen: Hier bloeien roode en blanke bij elkaar.’ En 't was October; als een rosse regen, Viel 't najaarsloover op het vale gras, En hagedoorn noodde, langs de wegen, Mijn hand tot plukken, alsof 't lente was. O zeg, mijn lief, spelt niet die meibloem zegen, Die 'k, in den herfst, van struik en hagen las? Vorige Volgende