Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] XX. Verspeeld. Gelijk een speler, die zijn geld en goed Verspeelt heeft en nog ééns het noodlot tart: Hij werpt zijn laatste handvol goud op zwart En wacht, met starren blik en bonsend bloed.... En zie! 't is rood. Met wanhoop in het hart, Ontvliedt hij 't heilloos huis. Hij heeft geen moed Tot leven meer en weldra wiegt de vloed Een bleek, dood man, die zonde kent noch smart; - Zoo heb ik ál mijn kansen op geluk En ál mijn levensdroomen, stuk voor stuk, Verspeeld.... en 't noodlot wees mijn liefde op u. Ik waagde één handvol gouden droomen nog, 't Was álles wat mij overbleef en toch Verloor ik weer.... o ziel, mijn ziel, wat nu? Vorige Volgende