Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] XIII. Voor mij alleen. En toen ik was een kind vol blij vertrouwen, Wilde ik niet wonen in een stad van steen. Ik wou me in 't woud een kluis van twijgen bouwen, Een heel klein hutje, maar - voor mij alleen! Omkransd met veil, zou 'k veilig daar aanschouwen Hoe 't licht, door 't loof, op mos en boschbloem scheen En, 't hart vol droomen, dolen door landouwen, Waar 't vogellied met mijn lied smolt ineen. Klop niet zoo luid, mijn hart, vol wild verlangen! Zoo menig hart, waar ge aanklopt, is van steen. Wat zoekt ge er lommer, koelte en vogelzangen? Eén wijkplaats weet ik, waar ik juich en ween: Daar waait de wind des levens om mijn wangen, 't Is heel een wereld en - voor mij alleen! Vorige Volgende