Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] X. Altijd nieuw. Gelijk een moeder, turende op haar kind, Of zij voor 't eerst die heldere oogen zag; - Gelijk een knaap, die 't liefst de sprookjes mag, Waarvan hij 't eind weet als 't verhaal begint; - Gelijk een vrome vrouw, die, dag aan dag, Leest in den Bijbel: telkenreize vindt Ze een nieuw bewijs dat God den mensch bemint, En vouwt de handen, bleek van blij ontzag; - Zoo lees ik in uw ziel een heerlijk, oud, Heel oud verhaal - ik ken 't van buiten al, Toch blijft het altoos fraai en nieuw voor mij. Een bijbelblad: elk woord is louter goud. Een tooversprook: 't is of daar bloeien zal Een tuin vol rozen in mijn woestenij. Vorige Volgende