Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] V. Lentegeloof. Zie! de aard blikt opwaarts met haar bloemenoogen En looft de zon met al haar vogelkeelen. In moeders armen vlijt zich, moê van 't spelen, Het blozend kindje en tuurt verheugd ten hoogen. De wandlaar wijlt en laat zijne oogen streelen Door 't blauw, dat lieflacht, tusschen bladerbogen. En zóóveel zonlicht heb ik ingezogen Dat ook mijn avond bloem en lied zal teelen. Zacht daalt de nacht en luikt de bloemenblaadjes En wiegt in slaap den wandlaar, droomensdronken, Het dartel kind, den vogel, moêgevlogen. Ik waak alleen en dool langs donkre paadjes. De stille hemel blinkt van gouden vonken: God blikt naar de aard' met al zijn sterrenoogen. Vorige Volgende