Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] IV. Liefdemacht. Het strijdros steigert en schudt trotsch de manen, Bij 't schel geschal der koopren krijgsklaroenen. Blij trilt het bosch en voelt zijn boomen groenen, Wanneer de lente nadert in zijn lanen. Zoo kan uw stem mijn zwakke hand verkoenen Tot stil, doch wakker, eigen wegen bauen. Uw vlammenblik droogt snel mijn vreezetranen. Met heel de wereld kunt gij mij verzoenen. Viel niet mijn kluister, toen uw mond sprak: ‘Vrijheid’? Wijl gij een mensch zijt, dunkt mij 't mensch-zijn edel En schoon het leven, om uw levensblijheid. Den waren klank ontlokt alleen de vedel Van mijn gemoed, een kunstenaar als gij zijt: Dies kroon' mijn krans uw godgewijden schedel! Vorige Volgende