Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] II. Windstilte. De loome zomer ligt op 't land als lood. Geen vogel zingt; slap hangt het loof, dat smacht Naar lucht en laving; de aarde zwijgt en wacht Een bliksemstraal, die wekke uit slaap en dood. Met slappe zeilen deinde, onmerkbaar zacht, Een wijle 't schip, dat stormen weerstand bood, Doch 't ligt nu roerloos op der waatren schoot En wacht op wind, die leven geve en kracht. Mijn hart is kwijnend als het dorstig loof, Mijn ziel is mat gelijk het stilstaand schip. Ik wacht op hartstocht: liefde of nieuw geloof. In 't kalme luchtruim groeit een zwarte stip, Maar 'k weet nog niet wat ik verwachten mag: Een wilde windvlaag of een donderslag. Vorige Volgende