Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] IX. Watermolen. Hoe snel herschept in schittrend sneeuwwit schuim Het donker water 't wentlend molenrad! Laag over 't beekje helt een oude beuk En sliert zijn rosbruin loof in 't somber nat. Door de eikenblaadren, als scharlaken rood, Ruischt, droef en zacht, de koele Octoberwind. En aan de grijsverweerde molenmuur, Waar mos en grasspriet uit de spleten spruit, Hecht wilde wingerd purpren rank bij rank. Vlak bij den vliet, op 't goudgroen mosfluweel, Zit een klein meisje en kijkt naar 't wentlend wiel. Vorige Volgende