Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] X. Schaatsenrijden. In 't sluitend jakje, omzoomd door zwartbruin bont, Vliegt ze als een vogel over 't gladde meer, De lange lokken golvend op de lucht, Een gouden stroom, gedragen door den wind. En vroolijk schijnt de rosse winterzon Op 't blauwwit ijsvlak, op den bruinen rok Van 't blozend meisje, op 't schittrend schaatsenpaar, Dat zilvren strepen nalaat op de baan, Op 't schaarhout, blank van poeierfijne rijp En op een enklen wandlaar, aan de kant, Klein zwart figuurtje tegen 't blauw der lucht. Vorige Volgende