Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] VIII. Naar Petemoei. Trotsch op haar mooi blauw kleedje, splinternieuw, En op den stroohoed met den witten veêr, Waaronder 't lief, naïef gezichtje bloost, Al vroolijk snappend, stapt de kleine meid, Die, gistermorgen, als een bruidje in 't wit, In de oude kerk de eerste communie deed, Naast moeder voort, naar Petemoei. - ‘Die zal Mij schoon besteken!’ mijmert zij hardop. En vinnig blaast de maartsche wind - noord-oost - Door de oude, hooggetopte boomen heen, Nog schriel bedeeld met bibberende blaadjes, En jaagt de wolken door de blauwe lucht. Vorige Volgende