Sneeuwvlokken(1888)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] II. Nazomer. En over 't landschap ligt een stille stemming: Zachtgroen de wei, zachtgrijs de lage lucht. De blonde scheper hoedt zijn kleine kudde, Met starende oogen steunend op zijn staf. En waakzaam huppelt, langs de trage schapen, Nu hier, dan daar, de zwarte herdershond. Ginds glooien velden: 't koren staat op schoven; Daar schuilt een hutje in veil en wingerd weg. En in de verte, tusschen 't beukenloover, Doorboort de lucht de toren van 't kasteel. Vorige Volgende