Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] VII. Aan den Dood. Ik hoor aldoor het ruischen van uw kleed En voel de koelte van uw vleugelslag. Hoe ook mijn blik uw bleek gelaat vermeed Ik zie alom uwe oogen en uw lach. O lach zoo niet! wees niet zoo duldloos wreed! Leer mij verlangen naar uw zegedag, Leer mij gelooven wat ik éens beleed, Plant op mijn huis uw blanke vredevlag! Omkrans mijn hoofd, als 't in uwe armen rust, Met witte roze of bittren lauwer niet. Leg om mijn lokken, door uw mond gekust, Geen bloem der vreugde of immergroen van 't lied, Maar immortellen en, met wijze hand, Wijs aan mijn ziel den weg naar 't Eeuwig Land. Vorige Volgende