Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] VI. Berusting. Mijn doode zonden heb ik God beleden En toen verdronken in een donkren poel. Mijn doode smarten heb ik trotsch vertreden, Om kalm te stijgen naar mijn eeuwig doel. Ver van de menschen ben ik voortgeschreden, Mijn hart hoog heffend boven 't marktgewoel. Doch Vreugde-in-Liefde heeft mijn weg vermeden, Waar 'k Stilte's adem in mijn lokken voel. Berusting, bleek, met grijze, peinzende oogen, Wenkt mij, van ver, naar d' ijsberg waar zij rust, 't Vermoeide hoofd van zilvermist omtogen. En eenzaam klim ik, huivrend, onbewust Omziend naar 't leven, zij ook 't leven logen Is 't niet de Dood, die me in Berusting kust? Vorige Volgende