Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] V. Vergaan. Ik stond, bij storm, aan zee, verdiept in droomen, Met vliegend haar en kleedren losgereten. En 'k steunde op rotsen, die zich trotsch vermeten Geen stap te wijken als de golven komen. En luider dan de storm sprak mijn geweten: - ‘Wee wie door driften zich laat overstroomen!’ Toen heeft een wervelwind mij opgenomen En in 't schuimbekkend water neergesmeten. En in een maalstroom ben ik diep gezonken, Verslonden door de zee, die 'k dorst te trotsen. Een daemon heeft me aan d' afgrond vastgeklonken. Boven mijn hoofd hoor ik de golven klotsen: - ‘Voor eeuwig dood, verloren en verdronken!’ En hoongelach van water, wind en rotsen. Vorige Volgende