Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Sonnetten. [pagina 65] [p. 65] I. Bedolven Stad. Nu is mijn hart een uitgebrande krater. En onder lava ligt een stad verzonken, Waar marmer leefde en gouden koepels blonken, Waar thans een gids u leidt, een wijze prater. Een reuzerookwolk, ros van roode vonken, Een stroom van lava, sissend met geklater Van heete steenen, vuur op vuur.... wat later Een leêge plek: een stad in asch verdronken. Ik ken den weg in tempels en paleizen, O gids, ga andren op uw wijsheid nooden! Wist gij wat ík weet, zelfs úw hart zou ijzen. O laat mij offren aan uw marmren goden, Laat me aan uw taaflen met mijn tranen spijzen, Stad van mijn liefde, vol versteende dooden! Vorige Volgende