Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] XXVI. Stout Kind. 't Is vaak wel haar stoutste knaapje Dat de moeder het meest bemint... Waar heeft hij zich nu verscholen, Mijn arm, ondeugend kind? Nu is hij verdwaald in het donker, Nu zwerft hij in weêr en wind... Ik moest hem toch wel bestraffen, Mijn arm, ondeugend kind! Hij is toch zoo trotsch en zoo koppig! God weet waar 'k hem wedervind! Nu weent hij heel stil, in een hoekje, Mijn arm, ondeugend kind. En 't is toch zoo innig een liefde, Die mijn hart aan zijn hart verbindt... Och! spring uit uw schuilhoek te voorschijn, Mijn arm, ondeugend kind! [pagina 41] [p. 41] Kom, moedertjen ís niet boos meer, Kom, kus het maar af, gezwind! - Hij heeft in het graf zich verscholen, Mijn arm, ondeugend kind... Vorige Volgende