Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] XXII. Requiem. Heen was de zomerlach, Kil was de Octoberdag, Toen 'k hem niet komen zag.... (Waar klonk die stem?) Zoel was die dag in Maart, Koel, ach! en zacht was de aard, Toen, met mijn smart bezwaard, Ik ging tol hem. O, 't was een droeve dag, Toen ik die groeve zag, Waar onder bloemen lag 't Licht van mijn ziel. Vuur, dat 'k niet blusschen mag! Smart, die 'k niet sussen mag! Tijd, die daartusschen lag! Schat, die me ontviel! Rust, o mijn blauwoog! rust, Zacht door mijn trouw gekust, Zacht door mijn rouw gesust! [pagina 34] [p. 34] (Slaapt hij nu niet?) Lang moog 't vergeten zijn, Eeuwig zal 't weten zijn, Liefde in 't verleden zijn, Liefde in 't verschiet. Vorige Volgende