Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] XX. Die Avond in 't Bosch. O die avond, die laan en die maneschijn! Laat me alleen, in 't verleên, met mijn tranen zijn, In het fluisterend duister, zoo luw, zoo zacht.... O die laan en die maan en die Julinacht! O die lippen als rozen, die blonde jeugd! 't Was een heilige liefde, geen zondevreugd. En wij wandelden langzaam, in loomen schroom.... O die rozen, die oogen, die zomerdroom! O die beelden van vroeger verflauwen niet! En de toekomst, die wenkte in een blauw verschiet En het uur was zoo plechtig, zoo vol ons hart.... O dat eeuwig herdenken maakt dol van smart! ‘O mijn liefste, mijn leven, voor eeuwig mijn!’ En ik wist niet, hoe vluchtig die eeuwen zijn, Hoe de erinnering trilt in een vrouwehand.... O mijn hand in de zijne, mijn trouw verpand! O die strijd, al die jaren, van liefde en haat! Heeft mij 't leven ontstolen dat lief gelaat, [pagina 30] [p. 30] Toch nog zocht er het Leven een bondgenoot... O die oogen zoo hemelsch, die mond zoo rood! O die zerk bij dat kerkje! o dat blanke graf! In den Dood, die daar rust aan mijn kranke gaf, Ach! mijn kindje, waarom mij ontvlucht zoo ver?.... O mijn jeugd! o mijn liefde! o mijn uchtendster! Vorige Volgende