Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XIX. Wachten. Ik wacht zoo lang, o lief! en 't wordt zoo laat.... Is dat de klank niet van uw stap op straat? Is dat uw stem niet, in de stille gang? Het wordt zoo laat, o lief! en 'k wacht zoo lang.... Was dat niet gister? - 't heugt mijn hart zoo wel!- Die blijde groet, dat vonklend woordenspel? 'k Hoor nog in droom dat jeugd- en liefdelied. O lieve doode, was dat gister niet? Die zomerdagen, waar mijn hart naar dorst! Mijn hand lag zalig aan uw warme borst. Weer wijst de klok het uur van uw bezoek. Wat baat mij 't blaadren in mijn liefste boek? Droef tikt de klok, gelijk een eenzaam hart: Dat uur, o lief! brengt altijd de oude smart. [pagina 28] [p. 28] Is dat uw stap niet in de stille gang? Mijn hart blijft trouw, ik wacht al tien jaar lang! O lieve doode, 't was toch eens zoo zoet! Als 'k dááraan denk, is 't me of ik sterven moet. Vorige Volgende