Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] XIV. Troost. I. O neem mij aan uw trouwe borst, Waaraan ik altijd weenen dorst! En zeg geen woord, dat troost of lacht, Maar laat mij rusten, kalm en zacht. Mijn ziel is droef, mijn hart is moe.... Ik doe maar liefst mijne oogen toe. Maar doe ik al mijne oogen dicht, Ik zie alom zijn aangezicht. En 't is of mij zijn blik verweet Dat ik zijne eeden niet vergeet. Gaat daar geen lijkstoet langs de straat? - Ik hoor uw stem, die schertst en praat. Is dat geen doodsklok die ik hoor? - Gij luistert niet, gij praat maar door. O ween met mij en dan misschien Zal ik die oogen niet meer zien. [pagina 19] [p. 19] II. Laat vallen 't purperrood gordijn! Ik wil met droomen zalig zijn. O, neem mijn hand en streel mijn haar, Dan wordt mijn hart weer achttien jaar. En fluister woorden zonder zin: Daar vond ik eens mijn hemel in. En leg beloften in uw lach En leer mij lieven als ik plach. En blik me in de oogen zooals hij En doe dat ál uit medelij. O lieve, lieve, wees niet boos, Omdat ik denk aan hem altoos! Maar lieg als hij en streel mijn haar, Dan wordt mijn hart weer achttien jaar. III. De regen ruischt, de lucht is zwart. O laat mij schuilen aan uw hart! Leg op mijn hoofd uw zachte hand, Voel hoe 't daar klopt, en bruist, en brandt. [pagina 20] [p. 20] Uw woord is warm, uw hand is koel, Uw trouwe borst vol meegevoel. O, kus mijn brandende oogen dicht! Dan zie ik niet dien bliksemschicht. De stormen huilen om mijn huis. O, wieg me in slaap bij 't windgebrius! ................. O liefste! en is uw hart voor mij En zal ik leven aan uw zij? Neen, roep zoo niet, mijn bruidegom! Ik sla mijn blanken sluier om. Mijn zusters vlechten in mijn haar Een krans van bloemen wonderbaar. De ring van trouw blinkt aan mijn hand.... Nu reizen wij naar 't Liefdeland. ................. Wie wekt mij daar met teedren schroom? Heb ik gesproken in mijn droom? Ik heb zoo zoet gedroomd van hem.... De stormwind zingt een requiem. Vorige Volgende