Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] XIII. In Mei. Vleugelgeklepper en vogelgekweel, Bloemen als sterretjes, wit en geel. 'k Lig onbeweeglijk in 't bloeiende gras, Of ik een deel van de weide was. Ritselend riet aan den waterkant, Blauwende wilgen en zon op het land. Zwevende vlindertjes, wit en geel, Gonsende bijen in 't braamstruweel. 'k Lig onbeweeglijk in 't bloeiende gras.... 'k Wou dat 'k er onder begraven was! Vorige Volgende