Rouwviolen(1889)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] II. Zijn Dood. O God! nu is mijn liefste dood, Mijn leeuwriklied, mijn morgenrood, Mijn zonnestraal, mijn lentevreugd, De blonde liefste van mijn jeugd! Ik heb zijn eenzaam graf bezocht. Dat was een lange bange tocht. Mijn hart, dat sloeg en joeg mij voort, Als wachtte ginds zijn liefdewoord. Ik vond de plek, de grond was week.... Daaronder slaapt hij, koud en bleek. Een heuvel bloemen, blank en frisch.... Daar slaapt hij in de duisternis. Veel blonde bijen gonsden zacht. Ik had viooltjes meegebracht. Veel jaar geleên, in 't blij getij, Bracht hij viooltjes mee voor mij. Vorige Volgende