Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Heibloei In zee van heibloei wil ik onderduiken, Tot wég mijn Ik smelt en 'k mij voel een deel Der hei, die 'k, loom, met vrome handen streel, Haar adem drinken stil en de oogen luiken. Neen, even zien, ballon van blank fluweel, Die wolk in 't blauw en, rond me, aan ruige struiken, Die paarse kelkjes, kruidig om te ruiken, Die elke bij doet benglen aan den steel! Verledenloos, verlangloos, wil ik blijven, Tot, malve en purper, avondwolken drijven In hemelzee van karmozijn en goud. - Dan rijzen óp, als éen, verkalmd door beden, Naar 't landlijk huisje gaan met rappe schreden, Door lanen, donker als mijn levenswoud. Vorige Volgende