Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Koolenveld Langs bleek een zandpad, onder wolkengrauw, Uit zwaar zwart woud, dat d' einder hield verscholen, Verrast me een veld van paarse en malve koolen, Of 't ware een land vol bloemen, dat 'k aanschouw: Seringenpaarlig, donker als violen, Ericapurper, hyacintheblauw, Het nervenzilver blank bekraald van dauw, Het bladsatijn ombollend schaduwholen. In gele Aprilzon, rent een jubelstoet, Bewondrend luid den gouden en scharlaken Narcissen-, crocus-, tulp-, jacinthengloed, Die lentevlammen, die bedwelmend slaken Aromen oostersch, kruidig, weeldezoet. Maar mij alleen kan blij zoo'n koolveld maken. Vorige Volgende