Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Het blanke huisje Ik zág het niet door ruwe handen sloopen, Het blanke huisje, dat mij eens omving - Geveld, de nootlaar in zijn rozenkring, Vernield, de cel, waar 'k droomde zonder hopen, Waar maneglans, aromen van sering, Bij 't raam, dat bleef voor lentesuizen open En lied van regen heimlijk binnenslopen, Waar 'k wiegde in slaap mijn leed met zoet gezing. 't Is me of de liedjes, die 'k heb dáar geschreven, Viele' in mijn ziel als uit een boomekruin, Als de appelbloesem, door het blauw gedreven, Op rood van dak en groen van rozentuin. Al wat van 't huizeke over is gebleven, Als van mijn leven, is een handvol puin. Vorige Volgende