Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Sint-Janslot Het licht Sint-Janslot in de donkre boomen, De slanke herten, heffend hun geweien Naar 't hooge blauw, waar wolken spelemeien, De zoele wind, vol roze- en linde-aromen, Het blonde hooi, dat voert een geur van weien, Waar, hoogbeladen, wagens schommlend loomen, Kan ál wat andren zomerblij doet droomen, Arm eenzaam hart, u enkel maar doen schreien? Als goudgeschubde vonkelende visschen, De golven dartlen in 't bezonde water, Waar zwanen blanken tusschen ranke lissen En kindervoetjes plonzen met geklater. O 'k geef mij over aan den zomer! Laat er De wind de tranen mij uit de oogen wisschen! Vorige Volgende