Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Avondwind De Westewind strijkt breede zilvervegen Door 't zijden Meigroen van het korenland. Verwonderd rilt, gedreven naar éen kant, Het jong teêr boschloof. Dwarrlend langs de wegen, In blonde wolken waant zich, triomfant, Naar hemels wolken 't zwakke zand gestegen. Dan rust de wind en lavend stroomt de regen - En wind en regen zendt éenzelfde hand. O Hand van God! Als blaadren, zand en koren, Geef dat zóo diep uw wil mijn ziel doorwoel Dat 'k blijde en zeker en voor eeuwig, voel Hoe U alleen ik héel moet toebehooren. Wolk óp mijn zand, strijk door mijn graan uw voren, Ruk ruw mijn loof - Dan laaf met regen koel. Vorige Volgende