Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Zomerbede De boomen zijn al donkergroen. De korenvelden worden geel. De bloesems van het Meiseizoen Bestuiven paden en struweel. Zoel wekt de loome zomerwind De aromen van den roomen vlier En teeder streelt mij, als een kind, En vraagt hoe ik den zomer vier. - Ik vier den zomer niet - ik wacht, Ik wacht en weet van lust noch rust. Ik wacht den koelen najaarsnacht, Die 't roode vuur der rozen bluscht. Als blaadren zwerven door de laan, Als moede vlinders, bruin en geel, Dan zal ik tot mijn Vader gaan En vragen om mijn vreugdedeel. Vorige Volgende