Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Lentenacht Besneeuwd van maan, droomt blank de lentenacht. Azaaljen geuren, nachtegalen zingen. Ik speur violen, meidoorn en seringen En beef, als éen, die op een wonder wacht En laat mij vroom van d' adem Gods doordringen, Die streelt en zegent, teeder, welig zacht. En, zwijgt ten lest der galen liefdeklacht, Heel 't vogelvolkje al rept én keeltje én zwingen. Ik wil niet sluimren! 't Leven is nu zoet. 'k Verweet mij slaap, verzuimde ik éen seconde! 'k Voel weer een kind mij, rein van leed en zonde. 'k Lig héel verzonken in dien weeldevloed En adem stil, tot in het goudbezonde Goû-regenboschje een tortel droef roekoet. Vorige Volgende