Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] Papavers Papavers, rood als open monstermuilen Van dreigend felle donkere demonen, Hoorde ik met schaterboozen lach mij hoonen, Met schel gejoel van haat verwensching huilen. Toornpurpren monden uit gevloekte zônen, Bang beeft mijn hart - waar zal ik voor u schuilen? Ik durf niet roeren aan die trotsche tuilen, Vol bloedrood vuur uit helsche regionen. Doch buiten, zie, wat zweeft door 't blauw der luchten? Zijn 't vlokken sneeuw of witte vlindervluchten? Als voor een bruid zijn blank bestrooid de paden. O koele bloemsneeuw! laat tot u mij vluchten! Laat in acacia-maagdeblank mij baden Mijn brandende oogen, die demonen duchten! Vorige Volgende