Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Acacialaan Nu vloeit de melk der marmren manevaas Door 't bleek vergeestlijkt bloemeblauw der lucht. De grijze velden, waar geen halm meer zucht, Zijn blank omvloten van haar nevelwaas. Plots woelt de wind met suizelzoet gerucht In 't vlindrig loof der jonge acaciaas. Dan sneeuwt, gedreven door zijn licht geblaas, Op 't laanzand neer een bloesemvlokken-vlucht. Als parelmoeren visschen drijven gaan De ranke wolken in de hemelzee. De wind doorgolft de kruinen - Willig mee Beweegt de schaduw, zwart op 't grijs der laan. En 'k zie de schaduw van mijn levenswee Op 't pad, beglansd door vrome vredemaan. Vorige Volgende