Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Bloemen van voorheen Zoo 'k áltoos lieven bleef den roodfluweelen Graniumpraal, de sterren van jasmijn, Den honinggeur van rozen-karmozijn, Oost-Inje's kers - en muurbloem - bruinen, gelen, Lathyruskelken, die kapellen zijn, Gevangen, wieglende aan hun tengre stelen En 't zielbewogen zilver der abeelen En reseda's aroom van ambrozijn; 't Is om de bloemen van mijn kinder-Eden, 't Is om d' abeel, die zilverde over 't pad. Boom, wuif mij welkom! Bloemen, wilt me omvreden, Als, blij bevrijd van lijden hier beneden, Door Gods genade ik eindlijk mag betreden Het Paradijs, waar 'k, héel dit leve', om bad. Vorige Volgende