Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Lenteboomen De linde breidt een breed herbergzaam dak - Kastanjes koeplen - Kluiznaar in gebed, De populier, alleen in 't land gezet, Ten blanken hemel streeft met tak bij tak - De sneeuwen meidoorn lijkt een bruidsboeket - De den, een toren boven 't veldenvlak - Doch zijn mij 't liefst die eiken jong, nog zwak, Wier klagend ruischen vraagt of géen hen redt, Wijl de avondwind gaat spelen voor orkaan. Als noodsignalen zwaait hun tengre kracht De smeekende armen, zwaar van bladervracht. Maar wind verkalmt - zou die hun klacht verstaan? - Blaast enkel 't loof naar éene zij. Dan vlagt Met zwarte wimpels héel de schemerlaan. Vorige Volgende