Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Seringen Een droppelbui van druipende seringen Kwam tot mijn lippen zoel en zoet gezegen. 'k Proefde elken droppel als een lentezegen - En plots begon zijn Meiziel uit te zingen Een nachtegaal in zilvren klankenregen. Ik liet zóo diep dien zang mijn ziel doordringen Tot 'k voelde 't hart, dat me uit de borst wou springen! Van weelde en weemoed weende ik, langs de dreven. Verblind van tranen, wanklend, geurendronken, Vluchtte ik naar huis - En lang naar sterrevonken, Bleef 'k, in het donker, turen nog, dien avend. Wie wekt die heugnis, diep in mij verzonken? Geen vogelzang heeft ooit meer zóo geklonken, Geen lenteregen proefde ik meer zóo lavend. Vorige Volgende