Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Op 't hekje Op 't hekje zat ik, aan den zoom der weide, Waar droomde een koe, bij bloeiende appelboomen. De zonnemorgen woei vol zoele aromen, De Meiwind leek Gods adem, die mij wijdde. Toen zag ik, vroom vertrouwend, tot mij komen Een rosse koe, die zacht om blaadjes vleide. En 'k liet mijn aandacht zinken in die wijde Fluweelen oogen vol van kalme droomen. 'k Lei op haar kop mijn hand - Mijn oogen dronken Het spiegelbeeld der wei met ál haar bloemen, Van loofgroen, luchtblauw, gouden zonnevonken, In de oogen van dat dier, tot, duizeldronken, Mijn oogen dieper in die oogen zonken - Daar lag mysterie, dat geen woord kan noemen. Vorige Volgende