Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Meimorgen Als vlokkig schuim van groene golvenrijen Bloeit blank het pijpkruid, door den wind bewogen, Die, moe van schommlen in de bladerbogen, Zich wiegt in slaap met deinend spelemeien. Den zoelen adem heb ik ingezogen Van gras, seringen, vogelkers en meien. Nu droomt mijn heimwee van de mooie Meien, Toen 'k in mijn tuintje rondzwierf, opgetogen. De popels wenken met hun suizelpluimen, Die 't luistrend meisje zaligheid beloven, Zij 't niet op aarde, hoog in 't blauw daarboven. En de armen hef ik dat, in lenteluimen, De speelsche wind mij weg van de aard zal rooven, Ter hemelzee, waar wolkengolven schuimen. Vorige Volgende