Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Naar 't lentebosch Door 't zonnig dorp, waar Zondagsklokken luiden, Den landweg langs, doorgroefd van karresporen, Waar blauwe bloemen 't bermegras omboren, Naar 't lentebosch - Weerom van 't zoele Zuiden, Doen blijde vogels liefde's loklied hooren. En meidoorns pralen, blank getooid als bruiden En menglen geur met zoet aroom van kruiden En adem frisch van teêrgroen lentekoren. Nu wil ik stil in kuil vol heikruid rusten, Gedachten bannen, vroom aandachtig luistren Naar wat de pas ontloken blaadren fluistren. 't Is of hun geuren koel mijn oogen kusten. Hoog koeplen wolken, als beloofde bergen - Maar 'k wil in 't gras mijn oogen moe verbergen. Vorige Volgende