Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Lentelaan Van zongeel zand en esmeralden graan, Van blaadjes pril, gekleurd door lentesappen En hemden wit, die over hagen flappen, Is blond en groen en blank de lentelaan. Ontsnapt de ren, door 't golvend koren stappen Ivoren kippen met haar trotschen haan. Van elken tak maakt wind een wappervaan En ál de hemden laat hij vleugelklappen. In wolkend stuifgoud, zilvrig, flitst voorbij Een fiets den bruinen hooggewielden wagen, Waarvan de voerman 't paardje een tak laat dragen. Bij 't raam, die lijst voor lente-schilderij, Waar 't wintersch hart wil vrede-honing vragen, In purpren tulpkelk, gonzend, plonst een bij. Vorige Volgende